Drie principes in de relatie ouder – kind
In de relatie ouder – kind gaat het over het kind, over de ouder en over de relatie tot elkaar. Zo zijn er drie principes te onderscheiden, die gelden in de relatie ouder – kind:
- De mens is een contactwezen.
De relatie tussen ouder en kind betreft de verbinding tussen beiden. De relatie tussen beiden vormt de essentie voor het familiesysteem: het doorgeven van het leven. Aan de ouder is het, om het leven door te geven. Aan het kind is het, om het leven aan te nemen. De relatie ouder – kind maakt het mogelijk, dat het leven doorgaat. De relatie ouder – kind vormt zo het centrum, het hart, van ons bestaan in het leven.
Verbinding is de basis van de relatie tussen ouder en kind.
- De mens is een betekenis-gevend wezen.
Aan de ouder is, om het kind een bestemming te bieden, opdat het kan deelnemen: een plek bestemd voor het kind, een plek in het leven, die tevens ruimte biedt aan het kind om in het leven op te groeien. De ouder voedt het kind op. Het kind moet die opvoeding nemen, anders kan het niet in het leven blijven. De opvoeding beoogt, dat het kind vanaf de eigen plek de ruimte inneemt om zijn eigen levensdoel – zijn eigen bestemming – te gaan bereiken. De taak van de ouder is het kind te begeleiden in het zich gaan richten op de eigen bestemming. Dan kan het kind als deelnemer gaan bewegen in de richting van de eigen bestemming. Het leven is door de ouders bestemd voor het kind om de eigen beweging in de richting van de eigen bestemming te gaan maken.
Bestemmen is een taak van de ouder.
- De mens is een levend wezen.
Aan het kind is, om het leven aan te nemen en op te groeien, om zich te richten op het eigen levensdoel en daar naartoe te bewegen. Dit vraagt om deelnemen.
Deelnemen is een taak van het kind. Ieder mens is kind van ouders. Deelnemen is een taak voor ons allen.