Opstellingen begeleiden: een dienende leidende taak
Begeleiden van systemische opstellingen is een dienende leidende taak. Dienend aan de cliënt aan daarmee aan het systeem waarmee gewerkt wordt. Leidend, omdat het een aardse taak is bedoeld om bij te dragen aan heling. En daarmee aan het doorbreken van een patroon waarvan geen bijdragende werking (meer) uitgaat.
Voor de cliënt is het nodig om hierin begeleid te worden. Thema’s zijn voor de cliënt doorgaans een blinde vlek. De cliënt kan daarop niet reflecteren zonder iemand die het thema weerspiegelt. Het systeem van de cliënt reflecteert sowieso niet op patronen. Dat is aan de leden van het systeem.
De begeleider heeft daarmee tot taak door interventie de cliënt zijn beweging te tonen en nieuwe mogelijkheden van bewegen voor te houden. Ordeningswetten en -principes bieden de begeleider hiertoe een kader.
Dit alles vraagt van de begeleider leiderschap te nemen. Leiderschap volgt lidmaatschap, ja, en het vraagt ook te kiezen, te beslissen, en er voor te gaan, inclusief de kans dat er een verkeerde keuze wordt gemaakt. Leiderschap tonen is kwetsbaarheid tonen en daarin blijven staan.
De taak in leiderschap is gericht op het maken van de goede keuze. Zeker. Alleen de toets wat het goede is, is niet gelegen in het leiderschap. Die toets is gelegen in de verantwoordelijkheid die iemand draagt; – in de taak of de functie die iemand op zich heeft genomen, bijvoorbeeld ouderschap of leerkracht of verpleegkundige of in welke functie dan ook. In leiderschap gaat het erom daar de keuze voor te maken. Daarin wordt van leiderschap gevraagd, dat we kiezen! En dat de verantwoordelijkheid wordt genomen voor de consequenties van de keuze.
Ieder is leider over zijn eigen leven. Ieder leeft samen met anderen. In iedere situatie is er steeds maar één, die de leiding neemt, heeft of krijgt. Formeel of informeel. Er is maar één die op een bepaald moment een keuze maakt in zijn gedrag die gevolgen heeft voor de ander, – de groep, – het systeem, – de vriendenkring, etc. De leiding nemen voelt daardoor alleen.
De vraag is onmiddellijk of de ander volgt als jij leidt. Wanneer je niet wordt gevolgd, dan voelt dat eenzaam.
Alleen en eenzaam zijn woorden. Het zijn constructies. Woorden vertegenwoordigen niet de waarheid. In een woord weerklinkt iets van de werkelijkheid waarvan we weet hebben. Het begrip leiderschap staat bekend om de weerklank van het alleen zijn en van het eenzaam zijn. Soms wordt die werkelijkheid te groot gemaakt, alsof leiderschap ons door het alleen zijn en het eenzaam zijn uit verbinding kan brengen. Dat is een te groot gemaakte angst. Als tegenwicht laat ik het de taal maar even terugzeggen: Alleen is al-een. Eenzaam is Een-saam is een-samen. Niet omdat deze woordkeuzen wel waar zijn, maar omdat ze net zo goed niet waar zijn.
De ziel weet en weet-niet. De ziel vertrouwt of mag leren te vertrouwen. Dat vertrouwen is gebaseerd op de onvermijdelijkheid van verbinding. Het is die onvermijdelijkheid die steeds opnieuw de toegang verschaft om systemische opstellingen neer te zetten. En keer op keer blijkt uit de opstelling, hoe in verbinding een hulpbron beschikbaar is. En dat geldt ook voor de begeleider, wanneer hij leiding neemt. Zo kan de begeleider dienen, door aan te nemen en door te geven.