Mag het kind op de schommel? (1)
“Mag het kind op de schommel bij de BSO, of blijf je consequent omdat het op school niet meer mocht?” Deze vraag werd als toelichting meegegeven bij een eerlijk gezegd knap ingewikkelde probleemstelling. Het verzoek was, of ik een keer wilde spreken met de directie van een school over ouderparticipatie.
Het gesprek leverde al snel een veelheid aan aandachtspunten op: Samenwerken met verschillende teams: leerkrachten, buitenschoolse opvang, pedagogisch medewerkers, stichtingsbestuur, en ja, ook ouders. En hoe dat dan allemaal weer samen kon komen.
In de veelheid van aandachtspunten raakte ik eerlijk gezegd wel wat verdwaald. Alles leek met alles verband te houden. En ik vroeg me daarop af, of dit verdwalen alleen voor mij gold, of ook voor de directie? Hoe houden ze dan in vredesnaam overzicht over alles dat er speelt?!
Door die vraag te stellen, kwam er in het gesprek even iets boven van vertwijfeling. ‘Maar waar begin je dan?’ ‘Welke vraag moet dan eerst?’
En toen realiseerde ik me weer, waar het om begonnen was: het kind.
En dus, begin bij wat het kind spiegelt. Die informatie lag al op tafel. “Mag het kind op de schommel?” Door deze vraag centraal te stellen, kwam er weer een begin van orde in de probleemstelling. En waarom zou dat dan niet mogen? Deze twijfel lag al in de vraag besloten en kwam nu op tafel. Dat bleek een pracht van een opening te bieden. Binnen een minuut konden we de onderliggende vraag van de directie benoemen: Hoe blijven de kinderen (anders) in het gareel?
Niemand op school had deze vraag hardop durven stellen. Alsof ‘orde’ een ouderwets concept is. Dit moest een moderne school zijn! De overtuigingen flitsten over de tafel. Ik bleef maar even bij ‘het gareel’ als doel, zodat het even kon worden geproefd. Ik zei: De ARBO-wet geeft voor leerkrachten iets aan over werktijden. Gaat dat voor kinderen dan ook niet op? Dat is toch ook ´een gareel´?
Daardoor waren we het met elkaar er wel over eens, dat het kind mag schommelen op de BSO. Maar wat zette de directie dan zo aan om ‘de boel in het gareel te moeten houden’. Het bleek te gaan over de vele geledingen, die allemaal iets bedoelen in het belang van het kind. En het bleek te gaan over de ruimte op school. Het lokaal waar eerst les wordt gegeven door Juf Annemarie en waar later gespeeld mag worden bij Juf Judith. Jùf(?) Judith, vroeg ik. Dan gaat de les dus toch nog even door? Is de BSO dan wel buiten-schools, of toch binnen-schools? En zo kwam steeds een beetje meer in beeld, waar de verwarring over ging. En dus, wat het kind aan het spiegelen is. Het kind raakte de weg kwijt in dit gareel. En in dat verdwalen raakte het ook nog eens zijn schommel kwijt.
De directie kreeg zo meer in beeld waar de verwarring over ging en kon daardoor vragen formuleren bestemd voor het stichtingsbestuur. Welke verwachtingen leven er? Wie is waarvoor verantwoordelijk? En als de verschillende taken en verantwoordelijkheden door elkaar lopen – zelfs tot in de fysieke ruimte aan toe – hoe brengen we daar dan weer orde in? Zo werd duidelijk waarom ‘het gareel’ een belangrijk aandachtspunt voor de directie was. Alleen leverde alle inspanningen daartoe geen bevredigende situatie op. Nu kon het worden terug gebracht tot de aandacht die het kind vroeg: het was onvoldoende duidelijk wanneer het kind leerling was en wanneer niet. Voor de directie vertaalde dat zich in: wanneer het kind mocht schommelen en wanneer niet.
Het kind spiegelt in doen en laten wat het meekrijgt van de opvoeders thuis, op school, bij de BSO of in welke context dan ook. Het kind spiegelt het voorbeeld van volwassenen. Die spiegelingen zijn iets voor de opvoeders om op te pakken. En intussen mag het kind schommelen.