Systemisch werken | infobulletin

Het extra’s in vermogen en onvermogen

Ieder mens kent een vermogen en een onvermogen. De illusie van de onafhankelijkheid voorbij, levert het onvermogen ons op, dat we een hulpvraag aan een ander mogen stellen en ons zo verbinden. Zonder verbinding is het leven niet te leven. In de verbinding ervaren we weer: ‘Ik hoor er bij!’ Ons onvermogen helpt ons om in volwassenheid de ander op te zoeken.

Soms roept onvermogen onhandig gedrag op. Dat kan irriteren, of vragen oproepen, of verbazing. De norm is snel gevonden. Dan gaat het over het onhandige gedrag, maar niet meer over wat daar achter steekt: het onvermogen. Het kind kan de afkeuring proeven, zonder dat er precies over wordt gecommuniceerd. Er is zo een verborgen contract tussen opvoeder en kind en het staat als voorwaarde tussen beide in: zo past het kind niet in de klas, – in de vriendengroep, – of aan tafel in het gezin. En het kind is kwetsbaar, is afhankelijk en reageert DUS onvolwassen. Dat is zijn goede recht.

Het kind weet vaak meer van het eigen onvermogen, dan de opvoeder denkt dat het kind weet. Wat het kind niet zelden kan ervaren is, hoe het soms wordt afgekeurd om zijn onvermogen. Het maakt de omgeving voor het kind extra onveilig. Het gevoel van afgewezen te worden om het eigen onvermogen is uitermate pijnlijk. Het brengt het kind in een machteloze positie. En dit geldt eens te meer, als de voorwaarde voor gewenst gedrag te maken heeft met het onvermogen van het kind; als bijvoorbeeld sociaal onhandig gedrag voortkomt uit het onvermogen.

De samenleving (er)kent bepaalde vormen van sociaal onvermogen door daaraan een diagnose te koppelen, bijvoorbeeld ADHD, PDDNOS, autisme, Asperger. De vraag is of deze erkenning leidt tot acceptatie van het onhandige gedrag door de omgeving van het kind. En soms vraag ik me ook wel eens af, of het kind zelf de diagnose niet als een excuus gebruikt: ‘Ik kan het toch niet, dus mag ik onhandig blijven doen’.
Op deze manieren blijft de aandacht uitgaan naar het onhandige gedrag. En, het vermogen van het kind blijft zo buiten beeld. Als vermogen en onvermogen er mogen zijn, – worden binnengesloten, dan kunnen we er mee leren omgaan.

Waar een lager drukgebied is, is ook een hoger drukgebied. Waar een onvermogen bestaat, bestaat ook een vermogen. In vermogen en onvermogen manifesteert het unieke zich. Dit geldt voor ieder mens. Als er al iets normaal is aan de mens, dan is het wel dat die uniek is. 

Kinderen met een herkenbaar onvermogen hebben iets extra’s. Dat extra’s is er ook in het vermogen. Kinderen met iets extra’s hebben extra zorg nodig – thuis, in de klas –  en hebben iets extra’s te bieden. Als we er maar naar kijken.

Misschien is het wel zo, dat het onvermogen een extraatje voor ons is: het vermogen ons te openen om liefde te mogen ontvangen.

Willem

Agenda voor Systemisch Werken in opleidingen, trainingen, workshops: