Mag het kind op de schommel (2)
De spiegel van het kind dat niet wist wanneer het mocht schommelen, kreeg een vervolg. Tijdens een teamdag kwam het belang van ouderparticipatie volop in beeld. De vraag kwam naar voren op basis waarvan bepaald kon worden, over het wel of niet mogen schommelen door het kind. De gevolgde methode gaf geen bevredigend kader. Bestaat er dan niet een kader dat passend kan zijn voor de school, voor de BSO, voor het stichtingsbestuur en voor de ouders?
En ja, dat kader is er wel degelijk.
Familiesystemen hanteren kaders die voor ieder mens dienend zijn, ook in andere contexten. Het prettige ervan is, dat ieder mens weet heeft van deze kaders. Immers, ieder mens is kind van ouders. Ze passen in iedere context! Het is juist nu – wanneer kinderen nog even niet bij de ouders thuis zijn maar bij de BSO – van belang voor het kind, dat die kaders bewust toegepast gaan worden ook buiten het gezin.
Het betreffen eenvoudige kaders, waarin ieder mens een plek heeft en waarin ruimte wordt geboden voor spelen, experimenteren en leren, en waarbij sprake is van een basale sociale orde. Het is zeer in het belang van het kind, wanneer scholen en andere organisaties die actief betrokken zijn bij de opvoeding van kinderen deze kaders benutten. Het brengt de bron van ons aller bestaan weer terug in beeld: De relatie Ouder – Kind. Het zijn daarmee verbindende kaders. En dat biedt een prachtige opening voor de ouders om te participeren. En tegelijk biedt het de samenwerkende organisaties in en rond het kind een kader, om de eigen dienende taak te duiden in het belang van kind en ouder. Een dienende taak met als basis verbinding.
Vanuit verbinding volgt de participatie van alle betrokkenen. Heus, je hoeft maar de vraag aan een ouder te stellen: Vindt u dat uw kind mag schommelen op de BSO? En dan kan zich het gesprek openen vanuit drie kaders:
- Veiligheid: Hoe kunnen we het dan het beste aanpakken? Hoe sluiten we aan op de thuissituatie?
- Speelruimte: Welke ruimte heeft het kind nodig om zich te voegen in de orde? Welke ruimte is nodig voor het kind, om te gaan spelen en leren? Welke grenzen stellen we daarbij?
- Bedoeling: Waarop richt het leren van het kind zich? Wat is het (hogere) doel waarop de school en de BSO zich richt ten behoeve van het kind?
Als ouderparticipatie betekent, dat de familie meer moet bijspringen dan voorheen, dan spannen we het paard achter de politieke wagen. Als het daar bij blijft, dan ontbreekt de visie op participatie. Kijk maar naar de zorgsector, hoe dat tot schrijnende mislukkingen kan leiden.
De visie op participatie zou volgens mij moeten ingaan op de dynamiek van de huidige tijd: de veeleisendheid die begrenzingen nodig heeft; het hoge tempo waarin veranderingen worden doorgevoerd wat een sterk appèl doet op flexibiliteit; de druk op presteren en economische zelfstandigheid; de technologische ontwikkelingen. En met dit alles de schijnbaar terugtredende overheid, die tegelijk in toenemende mate regels stelt (en zegt dat niet te willen).
Participatie gaat in essentie over het deelnemer zijn. Deelnemer zijn is lid zijn van een systeem en daaraan bijdragen. We nemen deel aan meerdere systemen in het leven. We participeren.
Ouderparticipatie in de context van Onderwijs en BSO gaat daadwerkelijk over ‘samen op weg’, over samen deelnemen. Vanuit dat deelnemerschap komt de ouder met een kind naar de school vanuit een eigen behoefte en een eigen belang. Dat neemt de druk van de leerplicht weg en verhoogt de kans op leerrecht. Want wie wil dat nou niet: Naar school?!
Dan staan niet de regels centraal, maar de missie van de school en de BSO. Daarin dienen regels om de kinderen een veilig kader te verschaffen, zodat ze kunnen spelen, experimenteren en leren.
Aan het eind van de teamdag vroeg ik: ‘Zou het team ook niet een schommel willen?’ De eerste reactie was een gniffelend: ‘Nee hoor, dat is niet nodig.’ En toen ik de vraag maar even liet bestaan, was de tweede reactie heel wat uitbundiger. Ieder maakte er zo een eigen voorstelling over. Na een intensieve dag namen we zo afscheid met een brede glimlach. Humor schommelt ons uit een te strak gareel.