Mogen leren van opvoeden
Er is volgens mij geen ouder te vinden, die voor zichzelf rond de opvoeding geen vragen heeft. Aan de orde is mogelijk wel, of die vragen ook hard op gesteld kunnen of durven worden. Mag ik als ouder dit soort vragen hebben? Ben ik nog wel een goede ouder, als ik mijn twijfels heb over iets in de opvoeding? Voldoe ik aan de verwachtingen van anderen of mezelf, als ik iets in de opvoeding niet goed weet te doen; – daar geen goede vorm in weet te vinden?
Mijn persoonlijke ervaring als ouder is, dat juist als de situatie spannend voor me was, ik geen hulpvraag stelde. Begrijpelijk zocht ik naar rust om enig overzicht te verkrijgen. Niet nog meer goede adviezen van anderen, die tegen mijn zere been waren! Geen bemoeiallen! Dat dit soort gedachten werden aangewakkerd door mijn gevoelens van schuld of schaamte over het tekort schieten in de opvoeding, had ik dan niet zo in de gaten. Gevolg was, dat ik me afsloot voor openingen om uit een lastige situatie te komen. Ik zat mezelf in de weg en ik deed mijn kind tekort.
Het centrale thema rond het leren opvoeden is de kwetsbare relatie tussen ouder en kind en de belangrijke opvoedingstaak die de ouder op zich heeft genomen. Daarvoor is nodig, dat de ouder toestemming ervaart om te mogen leren van het geven van opvoeding.
Eerst is er het leven. Dan is er de vraag: hoe te leven. Eerst is er ‘zijn’. Dan is er ook ‘doen’. En ons ‘doen’ is soms handig en soms onhandig. Als we er ook mogen zijn als we onhandig doen, dan kunnen we leren om handiger te doen. Als we er niet mogen zijn als we onhandig doen, dan kunnen we ons onhandige doen niet bijstellen. De boodschap is: Heet je zelf welkom als ouder en geef je zelf permissie om te mogen leren van het leven en dus ook van het geven van opvoeding.
Je moet er toch niet aan denken dat ouders eerst perfecte opvoeders moeten zijn, voordat zij het recht hebben om een kind te laten komen. Geen kind zou ooit nog mogen komen.